In 1598 eindigde de opmars van prins Maurits. Hij had een belangrijk deel van het huidige oosten van Nederland veroverd op de Spanjaarden. Daarna werd het leger flink verkleind om de kosten te drukken. Vermoedelijk zullen als gevolg hiervan groepjes huurlingen rond zijn gaan trekken. Pieter Jansz uit Gdansk had de pech een paar Engelse soldaten tegen het lijf te lopen. Dat kostte hem zijn mooie beurs, gekocht in Lissabon. De soldaten besloten hem niet te ‘killen’, maar alleen zijn ‘monije’ af te nemen. Ze dachten er nog over om hem uit te kleden, maar waarschijnlijk was zijn scheepskledij niet waardevol genoeg.
Opten achtijenden februarij ao. 1500 achtentnegentich
compareerde voor mij Wilhem van Oudevliet notaris
publijck, bijden Rade sHoffs van Hollant geadmitteert,
ende den getuijgen naergenomt Pieter Jansz gebooren
tot Dantzwijck out ontrent 30 jaren. Ende heeft
bij sijne conscientie ende sielen zalicheijt in plaetse van
ede ter instantie van joncheer Willem van Zuijlen
van Nijevelt drost tot Muijden getuijcht hoe waer es dat hij
getuijge op eergisteren wesende den 16en deser lopender
maent februarij naeden nijeuwen stijl comende van Amersffoort
omme te gaen naer Utrecht, hem deposant ontrent ten halffwegen
op de heijde te gemoet zijn gecomen vijer Engelsche soldaeten
hem vuijtgevende voor dienaers vande Roo roe. Dair van die
twee aenhadden elcx een paer zwarte laken loxen [bocxen] met
zwarte mandilijtgens, de derde aenhebbende blaeuwe
bocxen, ende een ijegelijcken gewapent zijnde met rappier
ende poingaert, ende die vijerde om hebbende een groene
mantel met root laken ofte baeij gevoijdert, bruijn van
baerde, met een groote knevel, mede gewapent met
rappier ende poingaert. Ende zijn alle de voorsz. vier soldaten
wesende Engelsche hem comparant gelijckelicken aengevallen
ende hem eerst affgevordert zijn paspoort. Ende hij deposant
verclarende een schipper geselle, ende geen soldaet te zijn
hebben zij hem alomme betast, ende zijnen buijdel met
negen gulden aen gelt benomen. Ende hij deposant soe veel
mogelick zijnde hem werende om tselve gelt hemluijden nijet
over te geven, heeft eenen van hemluijden mette blaeuwe
bocxen gecleet hem getuijge met een verrejager off pols
gedreijcht te doorsteeken, ende dander drije hem
elcx een poingaert opte borst geseth, seggende hem
te willen doorsteken en vermoorden, ten ware hij hemluijden
zijnen buijdell met het gelt gewillichlicken overgave.
Verclarende voorts dat een van hemluijden tegens dander seijde

Drie kaartspelende soldaten (Cornelis Abrahamsz Bloemaert ca. 1625-1600).
willen wij hem killen, d’andere dair op ter antwoort gaven
neen nijet killen, maer datmen hem getuijge alleen dije
monije soude afftacken, dat is zijn gelt benemen, ende lieten hem zijn leven behouden.
Ende hebben ooc hem deposant alsoe laten duergaen ende passeren
sonder meer. Seijt mede dat de voorsz. Engelschen alle
zwarte hoge hoeden opt hooft hadden, ende dat sij hem getuijge
ooc dreijchden zijn bocxen ende rocxken wte trecken, maer dat sij
tzelffde lieten, om dattet scheeps clederen waren. Verclaert
mede dat den buijdel die dvoorsz. vijer soldaten hem deposant
affnamen was van root leer met groote roode zijde quasten
die hij vuer twee jaren gecoft hadde tot Lissebona voor een
reael van achten, hebbende van binnen twee gout beursgens
ende noch seer rijckende na muscus. Seijt dat inden zelven
buijdel waren drije Spaensche matten ende de reste paijment
in als negen gulden aen gelt als vooren wijders en tuijchde hij
nijet presenterende alle tzelve des noot ende versocht
zijn bij sijnen ede voor allen heeren ende rechteren
taffirmeren consenterende den requirant hijer van acte
testimoniael gemaect ende gelevert te werden. Gedaen
aldus binnen der stede van Leijden ten huijsse ende
comptoire mijns notaris in pntie. van eersamen
Willem Joppensz cleermaker ende Cornelis
Jacobsz Bijes inden Vergulden Hoorn als gelooffden
getuijgen ten desen versocht ende gebeden.
In veritatis testimonium.
Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken, ona Leiden 62, fol. 47v.
Afbeelding: Centraal Museum Utrecht, inventarisnummer 7008/009.